Ik heb veel met de trein gereisd; waar mogelijk verkies ik treinen boven andere vormen van vervoer. Zo ook tijdens een reis door het midden oosten, een aantal jaren terug. De Hejaz Railway was een bijzondere ervaring, die helaas waarschijnlijk niet gemakkelijk te herhalen zal zijn.
De stationshal van het in 1913 geopende Hejaz station in het centrum van Damascus, met natuurlijk een groot formaat portret van president Assad op de gevel, wordt gebruikt als boekhandel. Verder is het stationsgebouw opgesierd met een oude stoomlocomotief die op een stuk rails voor het gebouw staat. Op één van de vier sporen staat een knalgele klassieke auto, omgebouwd om over rails te rijden, op een ander spoor staat de privé trein van een sjeik waarvan de salonrijtuigen in gebruik zijn als café. Mannen met een tulband en een snor roken een waterpijp en drinken Turkse koffie.
Om acht uur in de ochtend rijdt het gele smalspoortreintje krakend het station uit, de straat op. Als een lange tram rijden de wagons door Damascus onder begeleiding van de fluit van de trein en een kakofonie van autotoeters. Geen overwegen, niet eens een vrije trambaan.
Ik neem de internationale trein van Damascus naar Amman. Deze voert over een traject uit de Ottomaanse tijd toen Caïro, Jeruzalem, Damascus, Baghdad, Amman en Istanbul tot hetzelfde rijk behoorden. De spoorlijn, waaraan in 1900 is begonnen, zou van Damascus naar Mekka lopen en tijdens de Hadj pelgrims vervoeren. Ze is echter nooit verder gekomen dan Medina dat in 1908 werd bereikt. Vanaf het begin werd het spoor belaagd door Arabische stammen die de houten bielzen als brandhout gebruikten. In de eerste wereldoorlog werden spoorweg en treinen doelwit voor de door niemand minder dan Lawrence of Arabia geleide guerrilla. Toen na de oorlog het rijk uiteenviel in tientallen staten en staatjes is de spoorlijn voor wat betreft passagiersvervoer in onbruik geraakt, op het traject Damascus – Amman na. De enige bedevaart is die van spoor-fanaten.
Na het verlaten van de stad geeft de machinist vol gas en rammelend bereikt de trein zijn volle snelheid van zo’n veertig kilometer per uur. Het landschap verandert van grootstedelijk in droge mediterrane landbouwgrond, in woestijn, in dorpjes met lemen huizen, in heuvels en tenslotte in de bebouwing van wat kleine steden. Na een uur of vier worden de paspoorten opgevraagd en even later stopt de trein. Ik wacht rustig af. Nadat er na een klein uur nog niets gebeurd vraag ik de geïniformeerde man waar hij mijn paspoort heeft gelaten. Dat blijkt al in Jordanië te zijn en ik zit dus nog in de trein die straks terug gaat naar Damascus. Er moet dus overgestapt worden, wat mij ontgaan is.
Het Jordaanse treinstel is nog ouder dan het Syrische. Houten wagens met balkonnetjes van smeedwerk zoals je in westerns ziet. De banken staan in lengterichting, wat gezien het hevige heen en weer schudden van de trein geen voordeel blijkt te zijn. Ik riskeer achtergelaten te worden en ren de straat op om wat water en iets te eten te halen. Verwend als ik ben door treinen in het verre oosten verwachtte ik bij elk station een stortvloed van verkopers, maar behalve kinderen die kauwgom in felle kleuren proberen te slijten komt er niemand. Helaas blijkt er ook in de omgeving van het station geen mineraalwater voorhanden en is het ook niet de buurt voor zoiets als koek of fruit. Na nog eens twee uur wachten worden de paspoorten teruggegeven. Ik heet ‘Netherlands’, er is ook nog een ‘Australia’ en een ‘Canada’, voor het overige heeft iedereen een naam.
Het treintje vervolgt zijn weg. Het Jordaanse deel gaat grotendeels door de woestijn, waardoor er constant grote stofwolken door de open ramen komen. Een man met een koffer komt mijn kartonnen treinkaartje omruilen voor een ander exemplaar, eveneens zonder voor mij leesbare tekst. Op de balkons staan meutes kinderen die allemaal mijn naam willen weten maar verder eigenlijk niets anders te melden hebben dan een kennelijk gebrek aan pennen.
Uit de verte wordt een over een groot aantal heuvels gebouwde stad zichtbaar: Amman. Het is inmiddels zeven uur ’s avonds. De reis van zo’n 250 kilometer heeft elf uur geduurd. Niet snel, niet comfortabel, wel een ervaring.
Over Theo Molenaar
Al tijdens mijn eerste lange reis heb ik grote stukken met de trein gedaan, waaronder een aantal trajecten beschreven in ‘The Great Railway Bazar’ van Paul Theroux. En ook daarna heb ik waar mogelijk de trein genomen. Want het is de meest aangename manier van reizen. Je kunt opstaan en wat lopen, uit het raam staren, liggend slapen en meestal goed eten, iets wat bussen en vliegtuigen niet allemaal bieden. Ik heb dan ook mooie herinneringen aan veel van mijn treinreizen. Belangstelling voor fotografie had ik al voor het reizen. Maar de mogelijkheid om mijn herinneringen te kunnen ondersteunen en te delen zorgde ervoor dat fotografie een heel belangrijk element is geworden van het reizen. Ik heb gemerkt dat ik er ook anders van ga kijken. En uit kijken en beleven volgen verhalen. Mijn reisfoto’s deel ik op http://pictures.theomolenaar.nl/ Ook ben ik te volgen op Twitter en Facebook.
Kirsten Spooren
Mooi verhaal Theo 🙂 Dank voor het delen!
Tikva
Wat een bijzonder verhaal zeker gezien de huidige situatie in de regio!.